|
|
Duivenbonen zijn oeroude bonen, die al in 6000 v. Chr. werden gegeten (wie weet voor hoelang al). We zouden ze dus gerust Adamsbonen kunnen noemen...! De groente kwam in ons land door de Romeinen en heeft de hele Middeleeuwen op zowel mensen- als dierenmenulijst gestaan. Het Cruydt-Boek van Dodoens (1644) noemt de “Kleyne Boonkens” of “Zeeuwsche Boonkens”. Dit kleinste familielid van de tuinboon is zo groot als bruine bonen en vrij rond van vorm. Deze variëteit is violet tot donkerrood van kleur en is een oud Fins ras, waarvan de oorsprong ons niet bekend is. Er bestaan ook lichtbruine, witte, groene en zwarte rassen. De smaak is die van een verfijnde tuinboon, maar door de kleine afmeting is het mondgevoel uniek. Menig moderne tuinboon is jaloers op het aroma! Zaai ze flink vroeg: februari-maart, ze kunnen enkele graden vorst verdragen en kunnen i.v.m. vogelvraat (duiven zijn er gek op) het beste voorgezaaid worden of anders 5 cm diep zaaien. De oogst kan vers (veel werk maar erg lekker) of gedroogd plaatsvinden. In Groningen werd vroeger van deze bonen de originele "Mollebonen" klaargemaakt, tegenwoordig gebruikt men daar de grotere paardebonen of tuinbonen voor.
ZaaimethodeZaaien: bij zachte winters al in januari, anders februari-maart met een uitloop in april. Voorzaaien en uitplanten verdient voorkeur, houdt jonge planten compact door kou en veel licht. Plant- of zaaiafstand: tussen de rijen 75 cm, in de rij 10 cm. Een zomerzaai vanaf eind juni heeft ook kans van slagen.
Leveringsmaandenhet gehele jaar
|